Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet studiefinanciering 2000

 

Artikel 10.8 Omzetting van integrale lening in gemengde toelage (voorheen artikel 31b)
1
Dit artikel is uitsluitend van toepassing op studenten die:
a
na 31 augustus 1995 en voor 1 september 1996 voor het eerst voor het volgen van hoger onderwijs studiefinanciering ontvingen op grond van de Wet op de studiefinanciering, en
b
een voltijdse opleiding volgen als bedoeld in artikel 7.4, zesde lid, van de WHW , zoals dat artikel luidde op 31 augustus 2002, of het geheel van een bacheloropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, eerste lid, van de WHW en een masteropleiding als bedoeld in artikel 7.4a, vijfde lid, van de WHW.
2
Indien aan een student na de periode van 5 jaren, genoemd in artikel 10.3, tweede lid, op grond van artikel 10.3, derde lid, studiefinanciering in de vorm van lening is verstrekt voor een periode van 2 jaren, vermeerderd met 1 jaar, en hij een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte kopie van het getuigschrift van het met goed gevolg afgelegd hebben van het afsluitend examen van een zodanige opleiding aan de IB-Groep overlegt, wordt zijn studiefinanciering over die leenperiode opnieuw vastgesteld alsof artikel 10.3, derde lid, eerste volzin, over die periode niet van toepassing was geweest. Indien die leenperiode langer is dan 12 maanden, wordt de werking van de vorige volzin beperkt tot de eerste 12 maanden van die leenperiode.
3
Het tweede lid is niet van toepassing op maanden die deel uitmaken van een studiejaar waarin de student niet het in artikel 10.6, tweede lid, genoemde aantal studiepunten heeft behaald. De eerste volzin is niet van toepassing op maanden van het studiejaar waarin de student de opleiding waarvoor hij staat ingeschreven, met goed gevolg afrondt.
4
Het tweede lid is niet van toepassing, indien de daar bedoelde gewaarmerkte kopie van het getuigschrift niet binnen 2 jaren na het einde van de leenperiode waarop het tweede lid, laatste volzin, betrekking heeft, of wanneer dat eerder is, binnen 6 maanden na de uitreiking van dat getuigschrift, aan de IB-Groep is overgelegd.
5
Bij het in het tweede lid bedoelde opnieuw vaststellen van de studiefinanciering wordt de per maand in aanmerking te nemen aanvullende beurs vastgesteld op het gemiddelde van de maandbedragen aan aanvullende beurs die aan de aanvrager voorwaardelijk zijn toegekend over de laatste 12 maanden van de in het tweede lid bedoelde periode van 5 jaren. De toekenning van gift op grond van het tweede lid is een onvoorwaardelijke.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • LJN BB9124, Eerste aanleg - meervoudig, 07/1121
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    23-11-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Rotterdam
    Met betrekking tot de vraag naar de werkingssfeer van de verplichtstelling van het fonds van verweerster - hetgeen een voorvraag vormt terzake de bevoegdheid van verweerster om toepassing te geven aan artikel 13, eerste en tweede lid, van de Wet Bpf 2000 - is verder van belang dat de eventuele verplichte...
  • LJN BA4643, Eerste aanleg - meervoudig, 06/4890
    Rechtsoort
    Bestuursrecht overig
    Datum uitspraak
    03-05-2007
    Status
    gepubliceerd
    Soort procedure
    Eerste aanleg - meervoudig
    Instantie
    gepubliceerd
    Rechtsoort
    Rechtbank Rotterdam
    Na fusie wenst de nieuwe werkgever aanspraak te blijven maken op oude onverplichte vrijstelling die voor de fusie gold voor het grootste deel van haar werknemers. Het verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 13 Wet Bpf 2000 wordt afgewezen. De rechtbank acht het beleid geen onverplichte vrijstelling...
  •